Een begroting in evenwicht
Om de begroting in evenwicht te brengen én tegelijkertijd de belastingen te verlagen moet het overheidsbeslag verder naar beneden. Tijdens de voorbije legislatuur zijn we erin geslaagd om het overheidsbeslag terug te dringen van 55,3% bbp in 2014 naar 52,6% bbp in 2019. Een dergelijke inspanning is ongezien in de afgelopen 20 jaar. In vergelijking met andere Europese landen blijft ons overheidsbeslag echter nog te hoog. En als we geen extra maatregelen nemen, dan verwacht het Planbureau dat het overheidsbeslag zelfs terug zal stijgen naar 53,7% bbp in 2024. Daarom moeten we in de volgende legislatuur het overheidsbeslag verder moeten terugdringen tot onder de 50% bbp. Op deze manier kunnen we zowel de begroting in evenwicht brengen als een nieuwe belangrijke belastingverlaging doorvoeren die de koopkracht van de mensen verhoogt.
Om het overheidsbeslag onder de 50% bbp terug te dringen zullen we op drie pijlers moeten werken. Allereerst zullen we in de volgende legislatuur 300.000 extra jobs moeten creëren. Dat zijn niet enkel nieuwe jobs, maar ook invulling van bestaande vacatures. Daarom voeren we een zeer ambitieus arbeidsmarktbeleid. Bij ongewijzigd beleid schat het Planbureau dat er dankzij de economische groei zo’n 160.500 jobs zullen bijkomen. Met de maatregelen die we nemen, zullen we dus zo’n 139.500 extra jobs moeten creëren. Ten tweede zullen we zwaar moeten inzetten op een meer efficiënte overheid. In de komende vijf jaar vertrekt een groot aantal ambtenaren met pensioen. We moeten van deze pensioneringsgolf gebruik maken om de overheid lichter te maken. Met een focus op de kerntaken van de overheid en op administratieve vereenvoudiging en gebruik makend van de vele kansen die de digitalisering biedt, moet dit lukken. In ons ‘Kafka-plan’ stellen we maar liefst 40 concrete plannen voor om de overheid radicaal te digitaliseren en vereenvoudigen. Ten slotte moeten we blijven hervormen in de sociale zekerheid. Dit om ervoor te zorgen dat iedereen ook in de toekomst zal kunnen blijven rekenen op een sterke sociale zekerheid wanneer hij of zij op pensioen gaat, ziek valt, werkloos wordt,…
300.000 extra jobs creëren
Meer mensen aan het werk vormt de meest verstandige manier om de begroting te verbeteren. De cijfers spreken voor zich. Landen zoals Nederland, Duitsland en Zweden waar veel meer mensen aan het werk zijn dan in België, boeken momenteel een begroting in overschot. Mensen die werken, dragen bij aan de schatkist en de sociale zekerheid. Er moeten ook minder sociale uitkeringen worden uitbetaald. Hier worden 3 maatregelen rond arbeid uitgelicht die belangrijk zijn in het kader van de begroting.
Werken moet lonen. Initiatief nemen en inspanningen leveren moeten beloond worden. Daarom moeten de lasten op arbeid verder naar omlaag. In de vorige legislatuur werd het 30%-tarief in de personenbelasting al geschrapt, waardoor men langer onderworpen blijft aan het 25%-tarief. In de volgende legislatuur moet ook het 40%-tarief worden geschrapt, zodat men nog langer aan het 25%-tarief onderworpen blijft. We brengen het aantal tarieven in de volgende legislatuur dus terug van 4 naar 3. Daarvoor voorzien we een budget van vier miljard euro. Vlaanderen doet daar een inspanning van 640 miljoen euro bovenop. We focussen in Vlaanderen op de lagere inkomens, die minder profiteren van de federale inspanning omdat ze minder belastingen betalen. Door aan die groep een gerichte jobstimulans toe te kennen kunnen we iedereen die werkt gemiddeld 1000 EUR extra per jaar geven. Ook zelfstandigen en gepensioneerden zullen van deze hervorming profiteren door het optrekken van de 25% schijf.
We zijn zo goed als het enige land ter wereld waar de werkloosheidsuitkeringen niet beperkt zijn in de tijd. Dit is één van de verklaringen waarom vacatures zo moeilijk ingevuld geraken in ons land. Statbel rapporteerde voor het vierde kwartaal van 2018 141.700 openstaande vacatures. Voor 40% hiervan is niet echt een diploma vereist. Om de werking van onze arbeidsmarkt te verbeteren moet de werkloosheidsverzekering grondig worden hervormd. Centraal hierin staat de beperking van de werkloosheidsverzekering in de tijd tot 2 jaar. Maar ook het verzekeringsprincipe zal worden versterkt. Vandaag zien de middenlonen en de hogere lonen hun koopkracht sterk terugvallen wanneer ze werkloos worden. Daarom zullen de werkloosheidsuitkeringen gedurende de eerste periode van werkloosheid worden opgetrokken. Na deze eerste periode zal de degressiviteit worden versterkt, zodat de nodige prikkels worden gegeven om terug aan het werk te gaan. Na 2 jaar zal de werkloosheidsuitkering beperkt worden in de tijd. Voor werkzoekenden die moeilijk te activeren zijn, zal opleiding een meer centrale plaats krijgen.
In de voorbije legislatuur was voor de eerste keer meer dan 50% van de 55-plussers aan het werk. Dit is een belangrijke verbetering, maar in vergelijking met voorbeeldlanden zoals Nederland, Duitsland en Zweden is er nog een lange weg te gaan. Eén quick win om de werkgelegenheidsgraad onder 55-plussers verder op te trekken is de toegang tot het brugpensioen voor eens en voor altijd sluiten. Tegelijkertijd moeten we er wel voor zorgen dat oudere werknemers ook langer aan de slag kunnen blijven. Dit kunnen we bereiken door het systeem van de zachte landingsbanen dat in de voorbije legislatuur werd gecreëerd, verder aan te moedigen. Er zal ook meer in de opleiding van werknemers worden geïnvesteerd, zodat hun competenties mee evolueren met de veranderende arbeidsmarkt, maar ook zodat ze niet gans hun carrière in een zwaar beroep werkzaam zijn.
Een lichtere en meer efficiënte overheid
Wanneer we de werking van de overheid (personeelskosten + verbruik) in België vergelijken met de werking in sommige andere landen, dan stellen we vast dat op sommige domeinen onze overheid duur is. Bovendien staat daar maar zelden een betere prestatie tegenover. Onze overheid werkt dus niet altijd efficiënt. Dat is ook frustrerend voor heel veel ambtenaren die zich dag in dag uit inzetten voor een betere overheid. Een benchmarking leert dat we het overheidsbeslag met 1% bbp kunnen terugdringen, indien onze overheid even performant zou zijn als bv. in Nederland of Duitsland. Hierbij dienen we de perimeter van de overheid voldoende ruim te zien. We moeten niet enkel focussen op de kernoverheid, maar ook op bv. de zogenaamde tussenstructuren die diensten aan de burger verlenen op basis van gereglementeerde of facultatieve subsidieregelingen.
Om deze target in de volgende legislatuur te halen moeten we tegelijkertijd op vijf domeinen werken. Ten eerste zijn er tal van instellingen waarvoor een kosten-batenanalyse uitwijst dat ze best kunnen geschrapt worden. De Senaat, de provincies en de overvloed aan controle- en adviesorganen zijn enkele sprekende voorbeelden. Hetzelfde geldt voor tal van taken en subsidiereglementen van de overheid. Op basis van een fundamenteel kerntakendebat zullen we bekijken welke dienstverlening en subsidiereglementen nog aan de orde zijn. In dezelfde trant zijn er ook verschillende taken die de overheid best zelf niet meer uitvoert, maar gedeeltelijk of volledig uitbesteedt aan de privésector. Binnen concurrentiële sectoren kunnen privatiseringen ervoor zorgen dat de prijs-kwaliteitverhouding van bepaalde diensten wordt verbeterd, zonder aan de kwaliteit van de dienstverlening in te boeten.
Ten tweede is er vandaag te veel versnippering binnen de overheid en de onderliggende tussenstructuren. Hierdoor is er te veel overlap en wordt er te veel dubbel werk gedaan (bv. de uitbetaling van uitkeringen aan de burger,…). Via een sterkere centralisering zullen diensten die gelijkaardige taken verrichten, worden gefusioneerd. Hierdoor zal hetzelfde werk met minder mensen kunnen gebeuren. Hierbij dient ook volop gebruik gemaakt worden van de kansen die de digitalisering biedt. Het contact met de burger en de ondernemingen zal zoveel als mogelijk digitaal gebeuren. Het only-once principe m.b.t. het bekomen van informatie bij burgers en ondernemingen moet gerespecteerd worden. Goede voorbeelden bij de overheid (bv. tax-on-web) tonen aan dat via een doorgedreven digitalisering op de kosten kan worden bespaard, terwijl tegelijkertijd de dienstverlening naar de burgers en de bedrijven verbetert. Er zal ook volop worden geëxperimenteerd met nieuwe technologieën zoals bv. blockchain.
In dit kader leggen we ook een ‘Kafka-plan’ op tafel, waarin 40 concrete maatregelen opgelijst worden om onze overheid efficiënter, klantgerichter en eenvoudiger te maken. Zo beperken we de werkingskost van de overheid en kunnen we meer doen met minder.
Ten derde zullen de overheidsmanagers sterker worden geresponsabiliseerd. Zij zullen zich mee moeten inschakelen in het verminderen van het overheidsbeslag met 1% van het bbp. We doen dit aan de hand van een duidelijke contractvorm met afspraken die gerealiseerd moeten worden.
Ten vierde dient het HR-beleid van de overheid grondig te worden gemoderniseerd. In de toekomst zullen enkel nog contractuele werknemers worden aangeworven. Men dient ook een beter systeem van interne mobiliteit bij de overheid uit te bouwen. Op deze manier worden de beschikbare ambtenaren ingezet daar waar ze het meest nodig zijn. Als gevolg hiervan kunnen nieuwe aanwervingen tot een minimum worden beperkt. Om hiervan een succes te maken geven we ambtenaren ook de kans om zich bij te scholen.
Ten slotte dient ook de mix van onze overheidsuitgaven te worden verbeterd. We hebben nood aan minder lopende uitgaven en meer investeringen. Diverse internationale organisaties zoals de Europese Commissie, de OESO en het IMF sporen de Belgische overheden aan om een groter deel van de overheidsuitgaven toe te wijzen aan investeringen in infrastructuur. Meerdere studies wijzen uit dat deze investeringen in infrastructuur het lange termijngroeipotentieel van de Belgische economie ten goede komt. Denken we maar aan de Oosterweelverbinding en het mogelijk maken van een modal shift naar trein en water voor goederenvervoer. Het instellen van een investeringsnorm voor elk overheidsniveau biedt hier een kader toe. De mogelijkheden van diverse types van publiek-private samenwerkingen versterken dit verder.
De sociale zekerheid verder hervormen
Zonder extra maatregelen verwacht het Planbureau dat de sociale uitgaven in de komende vijf jaar aanzienlijk sneller zullen stijgen dan de economische groei: terwijl de sociale uitgaven nominaal met gemiddeld 3,8% per jaar zullen groeien, stijgt het bbp met gemiddeld slechts 3% per jaar nominaal. Dit vormt de voornaamste verklaring waarom onze begroting zonder hervormingen opnieuw zal verslechteren. In de volgende legislatuur zullen we dus de sociale zekerheid verder moeten blijven hervormen. En we moeten niet alleen oog hebben voor de komende vijf jaar, maar ook voor de komende twintig jaar. De huidige federale en Vlaamse regering hebben al werk gemaakt van het garanderen van de betaalbaarheid van de vergrijzingskost. Die hervormingen zetten we verder.
De hervormingen binnen de sociale zekerheid situeren zich, naast meer mensen aan het werk krijgen, op drie domeinen: de pensioenen, de gezondheidszorg en de arbeidsongeschiktheid. Op het niveau van de pensioenen dringen bijkomende hervormingen zich op. In tegenstelling tot de vorige keer ligt de focus vandaag niet op het verhogen van de vervroegde of de wettelijke pensioenleeftijd. De nadruk ligt daarentegen op het harmoniseren van de verschillende pensioenstelsels (werknemers, zelfstandigen en ambtenaren), zodat iedereen dezelfde pensioenrechten opbouwt ongeacht in welk stelsel men werkzaam is. De reeds opgebouwde rechten blijven natuurlijk verworven. Daar grijpen we niet op in. We voorzien ook in de nodige overgangsmaatregelen voor zij die dichtbij hun pensioen staan.
In de gezondheidszorg zal het goede werk van de voorbije legislatuur worden verdergezet. De reële groeinorm van 1,5% per jaar zal ook in de volgende legislatuur gelden. We hervormen verder zodat er meer geld naar mensen gaat en minder naar structuren. De patiënt en de kwaliteit van de behandeling staan centraal. Op die manier kunnen we nieuwe behandelingen betaalbaar houden voor iedereen, want elke patiënt heeft recht op de beste zorg.
Ook op het niveau van arbeidsongeschiktheid zijn bijkomende maatregelen nodig om de sterke groei in de uitgaven af te remmen. Zo zal er verder worden gebouwd op de re-integratietrajecten die door de voorgaande federale regering werden ingevoerd. Je mag niet gestraft worden omdat je ziek bent, maar we willen wel samen focussen op datgene wat iemand nog kan in plaats van op wat iemand niet meer kan. Voor die gevallen waar het medisch verantwoord is, zullen we de geleidelijke terugkeer van arbeidsongeschikte personen naar de arbeidsmarkt verder aanmoedigen. Alle partijen moeten hier hun steentje toe bijdragen: de werkgever, de arbeidsongeschikte persoon zelf en de artsen. We gaan voor een sterkere responsabilisering van alle betrokkenen.
Gerelateerd Nieuws
24 februari 2021
De komende jaren zullen de Vlaamse centrumsteden 6,17 miljard euro investeren. Dat is 720 miljoen euro meer dan oorspronkelijk beraamd, zo blijkt uit de gemeentelijke aangepaste meerjarenplannen 2020-2025. Het aantal...
23 februari 2021
De Vlaamse overheid betaalde vorig jaar 1,62 miljoen euro aan verwijlintresten. Dat is 3,35 miljoen euro of 67 procent minder dan in 2015. Verwijlintresten zijn de intresten op laattijdige betalingen...
25 augustus 2020
Subsidies aan het middenveld waren in 2019 goed voor 605 miljoen euro. Dat blijkt uit cijfers die Vlaams Parlementslid Maurits Vande Reyde (Open Vld) opvroeg. Ze zijn met ruim 40...
24 juni 2020
Deze week kwam aan het licht dat er een collectief ontslag dreigt bij FNG. Deze modegroep staat aan het hoofd van een aantal kledingwinkels, zoals Brantano, en de Vlaamse overheid...
12 juni 2020
Terwijl de begrotingscijfers diep in het rood gaan, worden in het parlement dure wetsvoorstellen gestemd. Niet om de coronacrisis te bestieren, wel om bijvoorbeeld de BTW van wasproducten te verlagen....
15 mei 2020
Eerste Minister Sophie Wilmès, Vice-eersteminister en Minister van Financiën Alexander De Croo en Minister van Werk Nathalie Muylle hebben vandaag een onderhoud gehad met Carsten Spohr, voorzitter en CEO van...